Ooit ... een tragedie op zee

Deel 2

In 1945 zonk het cruiseschip 'Wilhem Gustloff'
met 9000 mensen aan boord.
 

In 2002 bracht genoemd tijdschrift
een tweede artikel met een beschouwing over deze ramp,
gezien in het perspectief van die tijd.

De schrijver van  het artikel gebruikte fragmenten uit het verhaal van deel 1.

 


De vergeten tragedie,
lees maar:

 

 

Het grote zwijgen.

Toen de sowjettische U-boot “S-13” het Duitse vluchtelingenschip “Wilhelm Gustloff” in de laatste maanden van de oorlog liet zinken, overleefden ongeveer 1200 mensen de aanval. Maar 9000 stierven – zes maal zoveel als bij de ondergang van “Titanic”. De meeste slachtoffers waren vrouwen en kinderen. Ze vertrapten elkaar in de gangen, werden door staalwanden verpletterd of braken de nek, als ze over het met ijs bedekte dek klommen. Tussen de wrakstukken zwommen ze, meestal maar enkele minuten tot de kou hen verdoofde.

 De “Gustloff” was een symbool van de Duitse hoogmoed en grootheidswaan, de droom van het grootduitse volk, die in een nachtmerrie eindigde. Zij was Adolf Hitlers “Titanic”. Waar de Britse luxueuse lijnschepen stof leverden voor vele boeken en films, waagden zich maar enkelen aan de “Gustloff”. Een handjevol boeken en één film. Verder verdrongen de Duitsers en Russen de catastrofe spoedig.

De jonge mensen van de periode na de oorlog, de generatie van 1968, wilde van Duitsers als slachtoffers weinig weten. Zij interesseerden zich alleen voor de daders onder hun vaders.
“Iemand, zo dachten wij, moet toch boeten voor de onvoorstelbare Duitse misdaden”, herinnerde zich Antje Vollmer van de Grüne (Groene Partij).. Al dat leed was nu eenmaal de rekening voor de aanvalsoorlog en voor Auschwitz. “En dat is zo in orde”, dachten ze – zoals vele anderen. Slachtoffers, dat mochten decennia lang alleen diegene zijn, die door Hitler vervolgd waren.

 Het nieuwe boek van Günther Grass "Im Krebsgang" richt de aandacht op de “Gustloff “, op Gdynia of Gdingen, naar de stad, die de nazi’s Gotenhafen noemden, vlakbij Danzig.

 

De verbitterde strijd om de Ostpolitiek van Willy Brandt zorgde ervoor dat de organisaties van de verdreven bewoners naar rechts opschoven. Wie over de doden van de “Gustloff“ sprak en over de andere gruwelijkheden van de vlucht, werd er al snel verdacht op revanche belust te zijn.
Politiek links, oppert de sociaal-democraat Otto Schily, heeft “zeitweise über die Vertriebnesverbrechen, über das milionenfache Leid, dat de Vertriebenene angetan würde, hinweggesehen”.

De Oostzee heeft de “Gustloff “ begraven en het zwijgen over de lotgevallen van de mensen aan boord was begonnen. Er werd pas weer over gepraat, toen de muur viel en Helmut Kohl de Duitse oostgrens definitief vastlegde. “Die Deutsche Frage” was beantwoord, de blik naar het oosten werd vrij.
 

De vergeten tragedie
30 januari 1945

Jonge meisjes waren de eersten die stierven: 30 marinehelpsters waren het, de meeste pas 17 of 18 jaar oud. De officieren van de “Wilhelm Gustloff” hadden hen als kwartier het zwembad van het vroegere cruiseschip toegewezen, met de eromheen liggende kajuiten. Het zwembad was betegeld, door zuilen omgeven en met een mozaïek versierd, maar vooral wat afgelegen van de chaos op de rest van het schip.
Maar het zwembad lag ook dichtbij de boeg van de “Gustloff”, op het diepste dek, enkele meters onder de waterlijn. En precies op die plek trof een van de drie torpedo’s in deze ijskoude nacht het schip

"Ursala Pautz was het net gelukt om in te slapen, als een “ontzettende klap” haar weer liet opspringen: “Het was, alsof ijzeren platen met een ontzettende kracht tegen elkaar geslagen werden. Kreten van ontzetting gingen door de lucht. Ik zag verwoesting. omgevallen kasten en huilende meisjes. Door de deur, die naar het zwembad voerde, drong water binnen. Ik trok ze open en zag een verschrikkelijk beeld. Overal lagen mijn vriendinnen, deels reeds door het water overstroomd, een huilende, biddende hoop. De meiden die nog niet verdronken waren, probeerden de trap naar boven te bereiken. De schotten waren echter dicht, er was geen ontkomen meer aan. "Wij zijn opgesloten", schreeuwde een van de meisjes, "opgesloten hebben ze ons".
Ik hoorde het geroep om moeder, naar God om hulp. "Ik wil niet sterven", riep een van de meisjes. Een ander meisje naast me had ergens een mes opgedaan en sneed zich de aders van beide armen door – haar bloed vermengde zich me het steeds hogen wordende water. ” Maar weinig meisjes konden uiteindelijk toch nog een vluchtluik bereiken.

Met de torpedotreffer in het zwembad begon de misschien wel grootste catastrofe van de scheepvaart.


Het omsingeld gebied

Onstuitbaar rukt het Rode Leger eind januari 1945 naar het westen op, richting Königsberg, richting Danzig. Een volk vlucht, te voet, met paard en wagen, bij min 20 graden. De mensen vluchten over de dichtgevroren inham, opgejaagd door Russische vliegtuigen, die met hun boordkanonnen de uittocht van de vertwijfelde mensen aanvallen. Zij maaien ze neer, de vrouwen en kinderen, de grijsaards en de zwaargewonden, voor de piloten allemaal “Hitleristen”, geen mensen. Spoedig is heel Oost-Pruisen omsingeld, honderduizenden vluchten met het Rode Leger in de rug. Er blijft voor velen nog een hoop over - en daar vluchten ze heen: naar Gotenhafen, naar de schepen.

De haven is een van de belangrijkste steunpunten van de Duitse oorlogsmarine, zo ver naar het oosten, dat geallieerde bommenwerpers er nauwelijks kunnen komen. Spoedig zal echter ook Gotenhofen een inferno zijn, dat weet iedereen en nu al is de stad een hel. De laatste nog rijdende treinen brengen mensen en ook over zee komen ze in kleine boten. Zelfs op het dek staan de vluchtelingen dicht op elkaar, in schuimende golven en snijdende wind.
Als de boten aanleggen en de massa van boord gaat, vallen enkelen dood om, bevroren, verstijfd tot glazen beelden. Overal in de huizen van Gotenhofen, de scholen en café’s liggen vluchtelingen, in de gangen van de lazeretten kronkelen zwaargewonden. Kinderen bedelen op straat om brood. Toch is het een haven van hoop, want in de baai liggen niet alleen grote oorlogsschepen zoals de zware kruiser “Admiral Hipper” en de “Prinz Eugen”. Aan de pieren hebben ook andere schepen aangelegd, waarvan elk schip duizende vluchtelingen zou kunnen opnemen, de “Hansa” bijvoorbeeld, de “Cap Arcona” en de “Wilhelm Gustloff “.

In 1937 liep de 'Gustloff" van stapel, toendertijd het grootste cruiseschip ter wereld, meer dan 208 meter lang, bijna 24 meter breed, wit, prachtvol, met bioscoop en zwembad. Voor Hitlers vakantie-organisatie “Kraft durch Freude” bracht zij anderhalf jaar lang vakantiegangers naar Noorwegen en Zweden.


1937 - tewaterlating van deGustloff

Dan lieten de admiralen haar grijs verven, het grootste deel van de oorlog lag de “Gustloff “ aan de pier in Gotenhafen als drijvende kazerne voor de kadetten van de "2. U-Boot Lehrdivision". Maar de “Gustloff “ en de andere schepen mogen nog geen vluchteling aan boord nemen, ofschoon steeds meer mensen naar de haven stromen. Ook de kapiteins willen snel weg. Zij zijn bang voor de bommenaanval, die hen ooit treffen zal. Het kan de geallieerden niet verborgen blijven, dat zich in de haven steeds meer schepen concentreren. De vertwijfelde mensen op de straten, de zeelui op de schepen, allemaal wachten ze, dag voor dag.

“Operatie Hannibal”

Eindelijk geeft Grossadmiral Karl Dönitz op 21 januari het bevel: alle ter beschikking staande Duitse schepen moeten gered worden, voor de Sowjets er beslag op kunnen leggen..
De “Operatie Hannibal” werd de grootste evacuering over zee aller tijden: meer als twee miljoen mensen gelukte het zo naar het westen te ontkomen. De officieren hadden bevel om vooral duikbootkadetten naar het westen te brengen en hun oorlogsmaterieel. In elk dan nog vrij hoekje van elk schip konden ze vluchtelingen stoppen, echter alleen vrouwen en kinderen. Mannen moesten blijven en tot de laatste kogel vechten.
De kapitein van de “ Gustloff”, Friedrich Petersen, bekruipt een onaangenaam gevoel. Hij is al 63 en heeft al sinds jaren geen schip meer gevaren, al helemaal niet zo’n kolos. Petersen laat twee jonge kapiteins toevoegen, die met het schip goed manoeuvreren kunnen. Zijn bemanning bestaat uit een bijeen geraapt zootje uit oorlogs- en handelsmarine. Bovendien neemt de kordate korvet-kapitein Wilhelm Zahn, gezagvoerder van de betroffen duikbootbemanning op de “Gustloff”, het militaire bevel over. Wie verantwoordelijk is  lijkt ontduidelijk: vier kapiteins op een overgeschilderde muziek-stoomboot en buitengaats de Oostzee vol mijnen en duikboten.

Nu begint God te dobbelen en brengt mensen samen, wiens noodlot tot de dag van vandaag door de “Gustloff” met elkaar verbonden is: Robert Hering – hij wordt de held van het drama – heeft pas in december zijn torpedoboot T-36 bij de werf afgehaald. Het is zijn eerste commando, zijn eerste eigen schip. Zijn mannen zeggen “Herr Kaleu” tegen de kapitein-luitenant, die pas 26 jaar oud is.
“Dat was een absolute droom, vooral op deze leeftijd”, weet hij nu nog te vertellen. In januari krijgt hij het bevel om vluchtelingen op te nemen. In Danzig verzamelt hij 255 mensen, die uit Elbing komen; ook zijn moeder haalt hij aan boord. Nu ligt de T-36 in Gotenhofen, Hering wacht op verdere bevelen.

 Ursula Resas, 21, bereikt Gotenhofen op 24 januari na wekenlang ronddolen: “Steeds langs de kust, de rest was immers door de Russen afgesneden”. Daar ontmoet ze haar jongere zus Rosemarie, ook zij is marinehelpster. Met ongeveer 20 kameraden moeten zij zich melden op de “Gustloff”. Maar Rosemarie wil niet, ze heeft angst, een onbedwingbare angst.
“Ik ga, maar niet zonder jou”, jammert Ursula Resas. Pas een machtswoord van vader helpt, die in de buurt dienst doet bij de luchtbescherming: “Papa heeft gezegd: jullie mogen niet van elkaar scheiden”, herinnert zij zich.
"Dus stapten wij op 25 januari naar de haven. Sneeuw tot aan de knieen, iedereen mocht maar zoveel bagage meenemen, wat hij kon dragen. Bij de haven lagen de mensen onder de sneeuw. Ik had gedacht, dat zijn spullen die daar liggen, maar toen kwam er beweging in de hoop.”
De beide meisjes krijgen matrassen, zoals iedereen zwemvesten en levensmiddelen-bonnen. Zij gaan in de projectorruimte van de boordbioscoop liggen en voelen zich eveilig, eindelijk:. “We dachten we hebben een groot schip dat ons naar het westen brengt”.

Vanaf 26 januari – de volgende dag betreedt het rode leger KZ Auschwitz – worden steeds meer vluchtelingen ingekwartierd.
“Elke dag nieuwe geruchten”, zegt Ursala Resas, “morgen vertrekt de boot. En steeds nieuwe bevelen en steeds nieuwe mensen. Als eerste kwamen de vrouwen van partijbonzen aan de beurt, die kregen de kajuiten”.

De echtgenoot van Ebby Barones Maydell stierf al in 1934, maar zij kent iemand, die haar en haar zoon Günther, toen 13, helpen kan: Adolf Bock.
De Führer persoonlijk waardeert de dramatische werken van marineschilder Bock, die ook titelpagina’s voor propaganda-tijdschriften zoals “U-Boote ran!” gemaakt heeft.
Al sinds jaren heeft Bock een kajuit op de “Gustloff” als woning en nu zorgt hij ervoor dat de beide Maydells ook een goed onderkomen krijgen. De jongen Günther kent het schip op zijn duimpje. Al vaak heeft hij aan boord gespeeld, als zijn moeder Bock bezocht. Voor hem is dat alles “een groot avontuur”. Hij rent door de gangen, over het dek en inspecteert het schip. De reddingsboten, dat ziet hij meteen, zijn in een verwaarloosde toestand, vol ijs en sneeuw. Bovendien niet inzetbaar, omdat hun houders, de davits, nog naar binnen gedraaid zijn. Maar wat moet hij, de officieren zeggen? En bovendien: “Wij dachten, wij zijn veilig”.
Spoedig lopen door gangen en trappenhuizen van de “Gustloff” zo veel kinderen op ontdekkingstocht, dat een zoekdienst met behulp van de boordluidsprekers voortdurend op zoek zijn naar moeders.
Een van de jongens is Heinrich Korella, 13. Zijn moeder Käthe wil Arthur Krohn trouwen, die werkt als kok op de “Gustloff”. Krohn loodst beiden op het vermeend reddende schip. “Het was donker, grauw, koud en er viel sneeuw”, volgens Korella. Wanneer ze voorbij gaan aan de geweldige rij op de pier, valt het kind op, dat alles zo stil was. Duizenden mensen stonden daar. Maar de mensen waren blij dat ze Gotenhofen gehaald hadden, want de “Gustloff” was immers de redding. ”Het gedrang op de kade der hoop wordt echter steeds heftiger, langzaam merken de wachtenden, dat lang niet iedereen zal kunnen meegaan.
“Het was de ark van Noach, alles stroomde naar de loopplanken”, zegt Winfried Harthun, toen 7 jaar. In het begin worden de vluchtelingen nog geteld. Aspirant-telmeester Heinz Schön is een van hen, die de namen in ploegendienst op kladpapier schrijven. Zwangere vrouwen gaan voor, dat weet Schön, want de “Gustloff” heeft een verloskamer. Maar spoedig breken de rijen, iedereen wil mee, ten koste van elke prijs. En wanneer 7956 mensen aan boord zijn, raakt Schön en de marinehelpsters ook nog hun kladpapier op. Er is geen papier meer. Nu dringen de vluchtelingen zonder geteld te worden aan boord, nog meer dan 2000, meent Schön.

De jacht

Op 29 januari is de “Gustloff” gereed om uit te varen. ’s Nacht komt nog een goed bericht, een telegram van de commandant van Onderzeeërs Oost: “Drie vijandelijke onderzeeërs  in zeekwadraat Viktor Toni 4923 – varen langzaam opgedoken koers ZW – zijn ontdekt en worden bewaakt – midden en westelijke Oostzee vrij van onderzeeërs.”

Deze drie onderzeeërs hebben de Duitsers dus in hun greep, maar een ding weten ze niet – buitengaats kruist nog een vierde onderzeeër, een ronddolende: “S 13” onder kapitein Alexander Marinesko. De drinkebroer en vrouwenjager had het bevel om uit te lopen genegeerd en was in het Finse steunpunt Turku aan het zuipen geslagen. Toen de militaire politie hem tenslotte vond, zou hij geschorst worden, maar toen morde zijn bemanning. Met meerdere dagen vertraging liep de S-13 alsnog uit, alleen.

Marinesko weet, hij moet de fout weer goed maken, zijn naam opppoetsen, en wel op deze misie. Hij heeft dringend een succes nodig en neemt alle risico’s: de S-13 sluipt richting Gotenhofen naar de nog Duitse kust. Overal moet de kapitein hier rekening houden met mijnen, bovendien gebeurt eerst dagenlang helemaal niets: “Wij slopen heen en weer voor het hol van de fascisten, maar de honden wilden er niet uit komen”.

Op 30 januari om 12.20 uur slepen 4 sleepboten de “Gustloff”  weg van de pier. Boven aan dek staat Ursala Resas: “Allen waren gelukkig en vrolijk toen we uitvoeren. We hadden nu 18 graden onder nul. Maar toen ik daarboven stond werd ik weemoedig. Ik heb gemijmerd of we onze mooie smalle landtong ooit zouden weerzien”.


0verzichtkaartje

Luitenant-kapitein Hering ziet vanaf zijn T-36, hoe nog tijdens het uitvaren mensen vanuit boten op de “Gustloff” springen: “De valrepen (touwladders) waren naar beneden, voortdurend klommen mensen op het schip”.

De “Gustloff” moest in konvooi varen, samen met het passagiersschip “Hansa”, beschermd door drie kleinere oorlogsschepen. Nog in de Danziger Bocht, voor het halfeiland Hela, vinden de kapiteins de “Hansa”. Ze ligt stil voor anker. De officieren zien vlagsignalen: “Machinepech – verder varen is vertraagd”.

De oude kapitein Petersen en de energieke duik-bootinstructeur besluiten toch uit te varen. In plaats van de afgespsoken drie oorlogsschepen komen er maar twee: de torpedoboot “Löwe” en een zwakke  torpedovangboot.

De wind wordt nu onrustig, vijf tot zes Beaufort, daarbij komt nog een sneeuwjacht. De “Gustloff” bonkt tegen de korte harde Oostzeegolven, en spoedig moet de torpedo-vangboot afdraaien. Blijft als bescherming alleen nog de “Löwe”. "Een hond voert een reus door de nacht”, spot Zahn.

Nu moeten Petersen en Zahn twee beslissingen nemen. En ze maken twee fouten: Zahn, de ervaren duikbootman, weet, dat snelheid hen redden kan. Onderzeeërs zijn langzaam. Zahn wil, dat Petersen met de “Gustloff” volle kracht vooruit vaart, 15 knopen. “Onmogelijk”, weerspreekt Petersen. Hij is bang dat de sinds lange tijd verwaarloosde boot dit niet volhoudt. Bovendien werd de “Gustloff” bij een bomaanval licht beschadigd. De plek is allang weer gelast, maar Peteresen vertrouwt de lasnaden niet. Meer als 12 knopen staat hij niet toe. Alleen: nu kunnen Sowjettische duikboten bijhouden.

Beiden zijn het wel eens over de koers: ver op zee voert een vrijgeruimde route door de mijnenvelden, de zogenaamde Zwangweg 58. En dan zijn er nog zeer smalle doorgangen in het rustige water vlakbij de kust. Met haar diepgang van maar zeven meter zou de “Gustloff” daar nog kunnen varen. Onderzeeërs zouden zich daar niet wagen. Zij kunnen daar niet duiken en zouden bij een beschieting reddeloos overgeleverd zijn. Maar de beide kapiteins zijn bang voor luchtaanvallen en voor mijnen in de enge doorgangen en kiezen tegen het advies in van een ervaren officier, de koers over hoge zee.

Verduisterd zwoegen de “Gustloff” en de “Löwe” door de duistere nacht. Zelden laten vliegende wolkenflarden de maan zien. De kleine Günther von Maydell ligt in zijn kooi en leest Karl May. In de ziekenboeg heeft de marinearts Helmut Richter sinds het begin van de inscheping reeds vier zwangere vrouwen geholpen met bevallen, allen brachten jongetjes op de wereld. De vijfde, een jonge vrouw uit Elbing, ligt er nu. Tussen 21 en 22 uur zou het zo ver zijn.

Ursala Resas vecht zich door de overvolle gangen naar haar slaapzaal, klautert over mensen en bagage. Een matroos spreekt haar aan: “Meisje, is dat niet mooi, dat we varen? Ik heb nog een fles cognac, ik nodig je uit”.
En de kok Arthur Krohn brengt zijn geliefde Korella en haar zoon Heinrich belegde bruine broodjes in de timmermanskajuit, waar hij hen heeft ondergebracht.
Als hij gaat, kan hij niet vermoeden dat ze allebei Krohn nooit meer zullen zien. En de baby, waar de hoofdarts Richter op wacht, zal weliswaar leven, maar op het ogenblijk van zijn geboorte zullen de meeste mensen van “Gustloff” dood zijn.

Dan tegen 18 uur stormt een matroos op de brug. Hij brengt een radioboodschap. Een mijnen opsporingsvloot komt de “Gustloff” tegemoet, precies op botsingskoers. Deze radioboodschap is tot op de dag van vandaag een raadsel. Er komt geen mijnenopsporingsvloot. Dat merken de kapiteins echter pas later. Ze geven bevel, positieverlichting in te schakelen, rood aan bakboord, groen aan stuurboord, zoals in tijden van vrede. Dat wordt hun laatste fout. “Als we tegenliggers hebben, zullen we ze zonder lichten op de horens nemen”, wijst Petersen een protesterende officier terecht.

Wanneer de lampen van de “Gutloff” oplichten, vaart Marineskos onderzeeër juist aan de opppervlakte. De wachthebbende officier op de gevechtstoren ziet het grote schip meteen, ook de torpedoboot “Löwe” is te herkennen. Marinesko laat vol gas geven. Zijn plan: Hij wil de beide schepen op parallelkers inhalen aan de zijde van het vasteland. Daar kan hem de “Löwe” niets doen, omdat ze de andere kant van de “Gustloff” beschermt. Tegen het donkere silhouet van de kust is de onderzeeër nauwelijks te zien. Om op volle snelheid te komen, moet hij namelijk opgedoken varen. De jacht begint.

Om 19.30 uur schakelen de Gutloff-kapiteins de positieverlichting weliswaar  weer uit, maar te laat. De “S 13” schuift nu meter voor meter op tot op haar hoogte; twee uur heeft de duikboot nodig voor deze inhaaljacht. Het doel lijkt Marinesko “reusachtig” misschien een troepen transportschip, veronderstelt hij. Vol gepakt met mannen, die de aarde van moedertje Rusland vertrapt hadden en nu op de vlucht waren”.

Vele overlevenden houden de aanval op de “Gustloff” ook nu nog voor een oorlogsmisdaad, aangezien toch voornamelijk vrouwen en kinderen aan boord waren. Maar Hitlers Rijksregering zelf had de Oostzee op 11 november 1944 tot zg oorlogsgebied verklaard. Duitse oorlogsschepen moesten op alles vuren, wat zwemt. En daarmee, daar zijn de experts het met elkaar over eens, golden voor de tegenstanders dezelfde rechten. Ook hadden de Sovjets nooit de conventie van de Zeeoorlogsvoering ondertekend.

Daar komt nog bij dat matrozen kort voor het uitvaren  luchtafweergeschut op het bovenste dek van de “Gustloff” geplaatst. Zij was dus bewapend en had ook rond 900 soldaten van de duikbootopleiding aan boord. Daarmee gold de “Gustloff” als oorlogsschip.

De dood

Na twee uren komt de “S 13” tenslotte naast de “Gustloff”, Marinsko laat vier boegtorpedobuizen gereed maken. Op de torpedo in buis 1 staat “Voor het moederland”, op torpedo 2 staat “Voor Stalin”, op de derde “Voor het Sovjettische volk”, en op de vierde “Voor Leningrad”. Ze zijn ingesteld op een diepte van drie meter. Drie meter onder de waterlijn ligt op de “Gustloff” het zwembad met de jonge marinehelpsters.

Marinesko zet nu koers richting “Gustloff”. Op 700 meter afstand komt de boeg van het schip tenslotte in zijn vizier. De commandant geeft bevel tot vuren. Drie torpedo’s schieten sissend door het water. Allen “Voor Stalin” blijft in de buis twee steken.

De andere torpedo’s treffen doel. Als de tweede in het zwembad explodeert, speelt de radio juist het slot van de nationale hymne. Ook de Führer heeft gesproken bij gelegenheid van de jaarlijkse herdenkingsdag. Want 30 januari was de dag van zijn machtsovername in 1933. Het is 21.16 uur.

Als de drie klappen het schip laten beven, loopt hoofdarts Richter meteen naar de hoogzwangere vrouwen in zijn geïmproviseerde kraamzaal. Zijn helpsters geloven, dat de baby nu komt. Hij streelt de vrouw over haar voorhoofd en geeft haar een injectie die de weeën stopt. Een helpster draagt haar aan dek.

 

 

Controversieel

Tegenwoordig ligt het schip 42 meter onder het oceaanoppervlak, gemarkeerd als een maritiem graf. Na de oorlog raakte de kapitein van de S-13, Alexander Marinesko, uit de gratie bij communistische functionarissen vanwege een reeks overtredingen, waaronder drinken en betrapt worden op het verkopen van bakstenen op de zwarte markt. Hij werd veroordeeld tot dwangarbeid in de Goelag en hoewel hij werd vrijgelaten en een beperkte revalidatie onderging, stierf hij in 1963 als een gebroken man.
Als laatste wending kreeg Marinesko de eer van Held van de Sovjet-Unie, 27 jaar na zijn dood in 1990. Een monument ter ere van hem staat vandaag de dag in de Russische enclave Kaliningrad (voorheen de Duitse stad Königsberg), op minder dan 200 km afstand van het scheepswrak en het graf van de duizenden die hij heeft gedood.


Een controversieel monument in Kaliningrad voor Aleksander Marinesko,
de Russische onderzeeërkapitein die de Wilhelm Gustloff torpedeerde
en naar schatting 9.500 Duitse marinepersoneel en vluchtelingen doodde.  

Terug naar deel 1